Als je kind bent, speel je. Als je opgroeit en ouder wordt, stop je met spelen. Hier heb ik het altijd moeilijk mee gehad. Ik heb nooit begrepen waarom het stopt. Mijn behoefte om met lego to spelen, in bomen te klimmen, te schommelen, op trampolines te springen, door bosjes te kruipen, is namelijk nooit verdwenen. Ik dacht altijd: dat zal vanzelf wel weggaan als je ouder wordt. Vrienden hoor ik hier immers nooit over? Maar het ging niet weg. Het gaat maar niet weg. En dat is gek...toch? Dus zit het daar maar te zitten, te sluimeren, altijd aanwezig op de achtergrond.
En dan kom je in City Museum in St Louis. En dan mag je ineens weer spelen. Zonder je ergens voor te schamen, klim je, klauter je, samen met kleine en grote kinderen, door nauwe gangen van traliewerk, kruip je op handen en knieën door gangenstelsels, wurm je je door nauwe openingen in grottenstelsels. Via buizen gemaakt van tralies klim je naar grote hoogten, in oude vliegtuigen die daar "hangen", in een oude schoolbus. Boven gekomen ga je met een glijbaan weer naar beneden, in smalle buizen, op je rug, met een noodvaart. En dan wil je nog een keer, en dan nóg harder. Is er nog een andere weg naar boven?
Je klimt weer. Je kruipt weer. Je klautert weer. Je verdwaalt weer. Wanneer je dat voor het laatst gedaan hebt, kan je je niet eens meer herinneren. Je hebt niks bij je, geen telefoon, geen geld. Je bent in het hier en nu, je ontdekt, je spéélt. Je gaat weer "doen alsof". Alsof je een piloot bent. Of iemand die wordt achtervolgd door de slechten. Alsof je op zoek bent naar een schat. Alsof je de eerste bent die deze gang heeft ontdekt. Zo was het, vroeger. Ineens weet je het weer. Er wordt iets gewekt, wat heel lang heeft geslapen. En het is er nog steeds. Het ligt te wachten, verwachtingsvol. Je denkt dat het weg gaat als je ouder wordt, je denkt dat het bijna weg is als je 30 bent, ja, 40, 50, ja dan is het echt wel weg. Maar dat is niet zo. Het wordt alleen onderdrukt. Door jezelf, omdat je nu, vanaf nu, "volwassen" moet zijn. Het mag er nooit meer uit. Alleen dan misschien als je zelf weer een kind hebt. Anders niet.
Of toch? Want rennen mag je nog steeds. Maar dan moet je wel eerst je sportkleren en hardloopschoenen aandoen. Je mag ook achter een bal aan rennen en je ruimtelijk inzicht gebruiken. Maar dan moet je op voetbal gaan en contributie betalen. Knutselen en dingen bouwen mag ook nog, maar dan moet je het "klussen" noemen. Je mag in de sneeuw spelen, maar dan moet je dat wel "op wintersport gaan" noemen. Alles wat we geleerd hebben bij het spelen, onze zintuigen gebruiken, ons ruimtelijk inzicht, onze creativiteit, het zorgt ervoor dat we een kruispunt kunnen overzien vanuit onze auto's. Dat we strategisch een koffer in kunnen pakken. Dat we iets lekkers kunnen koken. Dat is alles wat er van over is gebleven.
Nog steeds, als het mooi weer is in het weekend, wil ik naar buiten, "iets doen". Maar wat dan? Gewoon, iets. Buiten. Maar je kan niks "gewoon buiten" doen, als "volwassene". Het moet wel een doel hebben. Dat wil je zelf ook ineens, dat het een doel heeft. Dus vaak wordt het dan: een wandeling naar de supermarkt en terug. Of hardlopen. Maar ik besef me nu dat het gevoel "naar buiten te willen om iets te doen" eigenlijk gewoon nog steeds dat gevoel is van "ik wil buitenspelen". Het wordt alleen anders vertaald in je hoofd.
Sommige dingen worden niet vertaald in mijn hoofd. Soms als ik loop, wil ik liever rennen. Gewoon, daarom. En dan ga ik rennen. Over de stoep, in een winkelstraat, of onderweg naar de Albert Heijn. Ik doe het hier ook, op de campus. Niet omdat ik haast heb, ik heb er gewoon zin in. Het voelt fijn, fijner dan dat lopen. Aan het einde van de campus loopt het stijl naar beneden. Daar kan je dan lekker van af rennen. Als ik in het gras lig en ik lig op een heuvel, ga ik nog altijd even overdwars liggen, en dan rol ik naar beneden. Maar dat doe ik alleen als ik samen met iemand ben. Want ja, mensen zullen wel denken, toch? Als het gesneeuwd heeft, maak ik een vreugdedansje voor het raam en ga ik zo snel als ik kan naar buiten. Om te horen hoe het kraakt onder mijn voeten. Om plekjes te zoeken waar nog niemand heeft gelopen, om daar als eerste voetstappen in de verse sneeuw te zetten. Om een sneeuwbal te maken en te gooien. Ik laat het lijken of ik het terloops doe, of ik het doe met een reden. En als ik écht geen reden kan verzinnen, zoals bij de sneeuwbal, dan doe ik het stiekem. Maar ik doe het wel. Want ik kan niet anders. Ik voel dat ik het moet het doen, ik word er blij van. In de sneeuw rollen is lastiger om stiekem te doen, maar dat kan je dan op wintersport doen, op een helling, aan het einde van de dag, als iedereen naar huis is. Een sneeuwglijbaan maken, dat doe ik niet meer zelf, daarvoor wacht ik nu tot de auto's flink door de straat hebben gereden en de sneeuw tot ijs is aangevroren. En dan neem ik een aanloop, en dan glij ik. Dat kan niet stiekem, maar ik doe het toch, zachtjes "wieeeeee" roepend, omdat ik het net niet kan inhouden. Mijn stiekeme daden van verzet, om te bewijzen, vooral naar mezelf, dat je het gewoon kan blijven doen, altijd.
Toegegeven, sommige dingen veranderen wel. Vanochtend werd ik wakker met het gevoel alsof er een vrachtwagen over me heen was gereden - een paar keer. Van nek tot tenen, alles is stijf. Een gevoel dat kan ik me niet een-twee-drie kan herinneren uit mijn jeugd. Ik word oud, blijkbaar. Maar, mijn lichaam is dit ook niet meer gewend. Dat wat er nog altijd in zat, heeft zo lang moeten slapen, moeten wachten, dat mijn lichaam het vergeten is. Wordt spelen inderdaad steeds moeilijker omdat je ouder wordt, of gewoon omdat het steeds langer geleden is dat je het gedaan hebt?
Ik schijn op mijn 23e tegen een vriendin gezegd te hebben: "ik wil niet volwassen worden, dat kan altijd nog". Daar moest ze nog altijd aan denken, zij ze laatst. Dat vond ik mooi, ik was het zelf vergeten. Nu, op mijn 32e, vind ik het eigenlijk nog steeds. En ik wil het ook zo lang mogelijk volhouden. Wat het City Museum in mij heeft wakker gemaakt, mag niet wegzakken. Dit jaar met Kerst ga ik de lego tevoorschijn halen. En nu echt. Geen tijd voor? Tijd heb je niet, tijd maak je. Als je tijd maakt, komt het weer terug. Want het zit er nog steeds. Het ging niet, weg, het gaat niet weg, en het zal altijd blijven. Het moet blijven. Al moet ik er iedere paar jaar voor naar St. Louis vliegen.
Foto's City Museum